Verhaal 16-20

16.bloemen; 17. rekenles; 18. kerst ;
19. wonderlijk verhaal; 20. verhalen uit andere tijden


Verhaal 16.

 2001

Bloemen


Hij kwam binnen met drie bossen bloemen en moest ze eerst op de bank leggen om zijn strippenkaart te kunnen laten afstempelen. Een jongeman, zijn blik verried iets van triomf, maar ook iets verwachtingsvol.
Hier zit een verhaal achter dacht ik
.”Heb je zo veel aanbidders?” begon ik luchtig om vooral de humoristische kant van dit waarschijnlijk zeer menselijk verhaal te ontmantelen.
“Nee”, zei hij lachend, deze bossen zijn uit dankbaarheid.
“O, leuk, maar heb je ze gekregen of ga je ze weggeven?”
“Ik ga ze geven.”
En hij vervolgde even later: “In moeilijke tijden kom je er pas achter wie je echte vrienden zijn en daar wil ik nu eens wat aan doen. Ik ben pas 19.”
Die laatste opmerking was eigenlijk wat vreemd en ik begreep dat hij zichzelf in een belangrijke fase van zijn leven tegen was gekomen. Mogelijk bezig met levenslessen die op zo’n leeftijd nauwelijks te behappen zijn.
Ik vond dat hij een heerlijke uitstraling had en ik kon niet anders dan hem een complimentje geven: “Nou het kleurt je wel dat je zo omgaat met de dingen. Niet veel van jouw leeftijdsgenoten durven om zo openlijk uit te komen voor wat ze voelen.”“Ja, ik sta pas aan het begin.”
Ik moest dat beamen, want, met een redelijk aantal jaartjes meer dan hij , was ikzelf ook weer in een crisis beland en ondervond hoe belangrijk vrienden in zo’n situatie betekenen.
“Ja joh, het gaat een leven lang door, dit soort situaties, dit soort levenslessen waardoor je weer groter groeit. Op het moment is het rot, maar later als je erop terug kijkt weet je waarvoor je het hebt moeten doen.”
Ik voelde me nu echt een soort moeder die haar zoon toesprak met opvoedende woorden, maar mijn gevoel erbij was zeer oprecht. Blijkbaar voelde hij dat ook, want even later, toen de bus verder leeg was, kwam hij naast mij staan, de bloemen achterlatend op de bank en vertelde zijn verhaal en ik had de eer om er naar te mogen luisteren.

Hij had al heel lang gelopen met gevoelens die niet klopten met dat wat algemeen voor goed werd gehouden. Hij hield meer van jongens dan van meisjes en toen hij daadwerkelijk een vriend ontmoette en hopeloos verliefd werd, kon hij er niet meer omheen. Hij was blij en wilde het van de daken schreeuwen, maar aan de andere kant boezemde de bekentenis ervan hem enorme angst in. Toch, in de moed der wanhoop heeft hij het een paar vrienden verteld en het bleek dat er helemaal niet zo moeilijk op gereageerd werd en dat deze vrienden enorm blij voor hem waren en het al lang vermoed hadden.
“En voor deze vrienden zijn die bloemen, begrijp je?”
Ja ik begreep volkomen. De bloemen waren naar zijn zeggen, een onbetaalbaar symbool van geluk voor het hebben van begrijpende vrienden.

Wat heerlijk dat iemand zo zijn weg in het leven kan vinden en op die weg in de bus even kan delen met een chauffeur.
Ik voelde me ineens zelf uit mijn crisis kruipen en had hem ook graag een bos bloemen gegeven.


Verhaal 17.

november 2001

Rekenles

Lijn 50, een van mijn favoriete lijnen omdat deze door een mooi stukje Nederland rijdt. Ik ben net het mooie Heveadorp gepasseerd en heb genoten van het uitzicht over de Rijn als in Oosterbeek twee kinderen met hun moeder instappen. Elk van de ongeveer 7-jarige jongens mag een strippenkaart af laten stempelen en heel netjes zegt de één met een rose kaart: “Twee kinderen naar Arnhem” en de ander met de blauwe kaart: ”Eén volwassene naar Arnhem.”
Ze gaan achter de chauffeursplaats zitten, terwijl moeder aan de andere kant op de praatstoel plaats neemt.
Een van de jongens staat, zodra de bus weer in beweging is, op en kijkt om een hoekje naar mij. Moeder reageert hier direct op door het kind te vermanen te gaan zitten.
“Ik wil zien hoe de chauffeur stuurt.”
Ik vind dit wel leuk en zeg: “Als je je goed vasthoudt dan kan dat wel, ik zal heel voorzichtig rijden.”
De route is rustig en ik heb alle tijd om een geïnteresseerd kind van wat wetenswaardigheden voorzien.
“Als je wat wilt vragen, doe je het maar hoor. Ik zal voorzichtig rijden, maar er kan bijvoorbeeld een kind oversteken en dan moet ik ineens heel hard op de rem trappen, staan in een bus is eigenlijk nooit echt veilig. Houd je dus goed vast. Als ik heel hard moet remmen dan lig je zo in het trapgat.”
Hij moet er een beetje om lachen, hij is toch groot en sterk en vallen, nee joh, dat is voor kleuters en hij zit al in groep drie.
“O, dan kun jij me mooi helpen, kun je goed tellen?”
Ik zie mijn telbriefje liggen, het is weer de week van de statistieken en dat houdt in dat we bij bepaalde haltes moeten noteren hoeveel passagiers er in de bus zitten.
Er zijn er nu niet zo veel dus dat tellen moet wel lukken. Zijn broer komt er nu ook bij en het blijken tweelingen te zijn.
“Ik kan heel goed tellen.” zegt de broer en ik merk de competitiestrijd tussen de twee.
“Nou bij de volgende halte moeten we tellen en kijk eens hoe veel mensen daar staan. En hoeveel zitten er in de bus?”
De schooljuf in me komt naar boven.
Ze gaan druk aan het tellen en komen steeds op andere getallen uit. Terwijl zij zo bezig zijn bedenk ik dat het best leuk zou zijn om dit meer met kinderen te doen. Het is een goede oefening en in ieder geval levend lesmateriaal.
Uiteindelijk zijn ze het er samen over eens dat het er 12 zijn en een van de twee mag het op het briefje schrijven. Ja en dan moet de ander ook wat te doen hebben, dus die mag bij de volgende halte een kaart afstempelen, dat wil die ander dan ook weer en zo blijven we bezig.
Op het station aangekomen zeg ik :” Nou jammer hoor dat jullie weg gaan, ik had nog wel wat hulp kunnen gebruiken.”
Dit had ik natuurlijk niet moeten zeggen, want nu heeft moeder de grootste moeite om ze uit de bus te krijgen, ze willen nog wel een rondje mee, om te ‘helpen’.
Terwijl ik pauze houd en een beetje voor me uit zit te staren bedenk ik dat in sommige rekenmethodes op school van die “bussommen” staan en het zou best leuk zijn om een groepje kinderen, uit groep 4 bijvoorbeeld, tijdens zo’n telperiode mee te nemen.
Die saaie sommen worden werkelijkheid en kinderen die rekenen niet leuk vinden omdat ze het moeilijk vinden worden misschien meer gemotiveerd. Toch eens kijken of we daar iets mee kunnen. Ik zie het al voor me, de kinderen met de bus ophalen van school, naar de garage en dan, na wat uitleg en limonade, mee met chauffeurs die dat leuk vinden. En kinderen die wel goed zijn met rekenen kunnen dan een verhaaltje schrijven over zo’n dag en dat zet ik dan op de www.busverhalen.nl .
Leuk toch!

Ik hoor wel of er scholen (in de buurt van Rhenen) geïnteresseerd zijn en of Connexxion, of welke busmaatschappij dan ook, hier oren naar heeft.
Kinderen die een leuk busverhaal hebben mogen het ook naar me sturen, ik heb een paar titels waar je uit kunt kiezen:
v Mijn vader (moeder) is buschauffeur en dat vind ik……
v Toen ik laatst in de bus zat…………………
v Ik droomde dat ik chauffeur van een bus was en toen gebeurde er zo iets raars/leuks/stoms……………………….
v …………………………………………………………..(zelf iets bedenken)

 


Verhaal 18.

december  2001

Kerst op eigen wijze

Het is zo mooi, deze zondagochtend voor de Kerst, de sneeuw heeft de nacht overleefd en glinstert in de opkomende zon. Een schitterend gezicht, die gloeiende bol die langzaam boven Arnhem zijn gehele omvang laat zien en als ik door de besneeuwde landschappen rijd komt er een serene stilte over me en word ik geraakt door een soort kerstgevoel.
Altijd weer zijn die dagen voor de werkelijke kerstdagen bijzonder voor mij; niet de dagen zelf, die zeggen me niet zo veel. Het opzitten en pootjes geven, je volvreten en je dan ellendig voelen omdat er weer een paar kilo bij zit, ik kan er niet echt blij mee zijn.
Nee,de dagen ervoor, lekker thuis, de kerstboom staat, wat meer kaarsjes dan de gebruikelijke, de kaarten die aangeven, wat ik al wist, dat er veel mensen aan mij denken, de kerst Cd’s die weer uit hun isolement verlost worden en vrolijk hun klanken mogen laten horen. Heerlijk vind ik dat en ik heb dit jaar een aantal dagen vrij genomen om er uitgebreid van te genieten.
Nu dus weer twee dagen rijden en ook genieten.
Dit is kerst op mijn eigen wijze.
Ik krijg ineens een beeld van de 14e februari van dit jaar, Valentijnsdag.
Een jonge man stapt in en vraagt mij naar de Proostdijweg in Ede. Hij heeft een bos bloemen en een fles wijn bij zich.
Gekscherend zeg ik: “Wat leuk, een bloemetje voor Valentijnsdag”, in het midden latend of ze voor mij bedoeld zijn. Ik heb nog nooit iets met Valentijn gehad, en er is dus een hartenwensje.
Hij lacht: “Het klinkt misschien gek, maar het is voor kerstmis!”
“Kerstmis?” roep ik verbaasd uit.
“Ja,” gaat hij verder, “afgelopen kerst hadden we met een stel vrienden afgesproken maar er kwam een sterfgeval tussen en hebben we het uitgesteld. Vandaar en nu is dat moment gekomen dus…”
“O, wat leuk,” reageer ik, mijn eigen voorkeur herkennend voor dit soort afwijkende manieren om met dingen om te gaan.
De bloemen krijg ik niet, natuurlijk, maar het geeft me wel een goed gevoel, zo’n contactje.
Nu, winkelende mensen, het is koopzondag, en iedereen is in opperbeste stemming, het witte landschap is daar debet aan, maar ook de vrije dagen, die de meeste mensen in het vooruitzicht hebben.
Ingrediënten voor luxe kerstdiners worden achter in de auto’s geladen, fietstassen zo vol dat het moeilijk rijden is op de toch wel gladde fietspaden, grote en kleine cadeau’s komen de bus in. Ook goede tijden voor Connexxion, want er worden veel buskaarten verkocht, ik vlieg door mijn voorraad heen.

En als ik, eind van de middag, de bus in de garage heb gezet en in mijn eigen kleine autootje naar huis rij, zie ik dat de bomen hun blijkbaar niet drip-vrije jasje prijsgeven aan de zon en de wereld weer grijs wordt. Een aangekondigd nieuw sneeuwfront maakt de lucht echter al weer snel donker en ik kijk uit naar mijn eigen kerstfeest:
Met gehuurde video’s, korte schoonheidsslaapjes, de vriezer vol maaltijden en met vooral veel kaarslicht ga ik mijzelf ingraven. Ik weet nog niet of ik ook mijn computer buitensluit, want dat is toch ook wel leuk, die e-mailtjes als reactie op dit busverhalen bijvoorbeel. Ik wil er ook nog een paar beantwoorden, maar bovenaan mijn lijstje staat in ieder geval: doen waar ik zin in heb, zonder op de klok te hoeven kijken.

Ik wens alle lezers van busverhalen:
zijn/haar eigen wijze van kerst vieren.


Verhaal 19.

 maart 2002

Wonderlijk verhaal

Bij de halte Haarweg stappen twee mensen in met zware koffers en tassen, ze spreken Engels, een van hen is donker van kleur en ze willen naar het station Ede/Wageningen. Niets bijzonders, er moeten veel mensen op deze lijn 83 naar dat station. Elke dagweer. Toch zal het deze keer anders gaan dan anders.
Op een volgend kruispunt loopt een jongeman en op de een of andere manier heeft hij iets met deze bus. Zoals in een stripverhaal de communicatie via zo’n ballonnetje boven het hoofd de teksten weergeeft zo lijkt er boven zijn hoofd een groot vraagteken te staan. Ik probeer van achter het stuur contact met hem te maken, ga wat langzamer rijden en als hij merkt dat de bus naar de halte rijdt, waar op dat moment niemand staat, neemt hij een spurt en rent naar de voordeur van de bus toe.
Op zijn T-shirt staat: “En nu eerst een Bavaria.”
Ik hoor hoe hij buiten adem is en ik moet lachen als ik die reclame spreuk combineer met zijn buiten-adem-zijn. Hij blijft op de eerste trede staan en buigt voorover om de bus in te kijken. Hij slaakt een diepe zucht alsof hij opgelucht is en dan pas keert hij zich naar mij: “Ik moet even iets afgeven en stap dan weer uit, is dat goed?.”
Het lijkt erop dat het niet klaar is met alleen iets afgeven, hij heeft een pakje ter grootte van een boek bij zich en ik knik, zonder naar een plaatsbewijs te vragen. Ik heb het gevoel dat ik een soort padvindersdaad verricht en zoals later zal blijken, zit ik er niet ver naast.
Ik ga rijden, mijn enige passagiers zitten niet ver achter mij. Ik vang flarden van het gesprek op en langzaam wordt er een stukje van de sluier opgelicht van waar dit allemaal om draait, maar helemaal duidelijk wordt het niet.
Ik word wel steeds nieuwsgieriger.
Ik hoor kreten in het Engels over een brief, extra batterijen, dat je er ook mee naar muziek kan luisteren en dat hij zo blij is hun nog te hebben getroffen in de bus.
Een aantal haltes later wil de Bavaria-man uitstappen, zijn missie is blijkbaar voltooid.
Ik vertel hem dat ik op het station direct omkeer en dat hij wel kan blijven zitten om mee terug te rijden. Hij doet dat en gaat nog wat praten met de man die, zoals later blijkt, naar Somalië gaat en begeleid wordt door een vriendin die hem naar Schiphol zal brengen.
Op de terugweg zit mijn Bavaria-man op de praatstoel en dat is voor mij een teken dat hij best wel wat kwijt wil. Hij is de enige passagier, het is vakantietijd.
“Zo, de missie volbracht?” vraag ik om toch te proberen het verhaal los te krijgen.
“Ja, nog bedankt dat je zo reageerde bij die halte.”
“Anders had je ze gemist, hè?”
“Ja, zeg dat wel. Het was heel erg belangrijk voor me.” Hij lijkt erg opgelucht en als ik nog wat stimuleer komt het hele verhaal er uit.
Hij heeft een Somalische vrouw ontmoet, een asielzoekster en is verliefd geworden, zij mocht hier echter niet blijven en is teruggestuurd.
Het contact met Somalië zelf is hopeloos, je kunt geen brieven sturen, telefoneren is al helemaal niet mogelijk en toen hij een landgenoot van haar had leren kennen die terug zou gaan, was daar de kans om wat mee te geven voor zijn verre, onbereikbare lief. Een brief en een ingesproken bandje, maar dan moest er ook een taperecordertje mee en extra batterijen, want die zijn daar niet te koop.
Er was echter een misverstand over het tijdstip van naar het station gaan en hij was hen misgelopen, was gaan zoeken en dolen, wanhopig omdat hij zijn plan in duigen zag vallen. De communicatie met de bus en mij had hem gered.
Als de tweespraak tussen hem en zijn verre vriendin net zo gaat als met deze lijn 83, dan komt het wel goed, dan zijn er niet zo veel woorden nodig.
In ieder geval is het pakketje op weg naar zijn geliefde. Nu maar hopen dat het goed aankomt en dat hij bericht terug krijgt, er is in ieder geval een stroompje in beweging gebracht.

“Maar nu eerst een Bavaria!” zeg ik en een dankbare lach is zijn reactie.
Even zijn we allebei gelukkig, gewoon als twee mensen die elkaar zomaar toevallig ontmoetten op zomaar een dag.
Twee onbekenden die verre werelddelen even bij elkaar brachten.


Verhaal 20.

 juli 2002

Verhalen uit andere tijden

De halte die in zicht was, had een merkwaardige aanblik: er stond een rollator op de rijweg.
Zodra de ik de bus afremde om het hulpmiddel niet te raken kwam er, zoals te verwachten viel, een oud dametje uit het bushokje. Ze had een bruin leren koffertje bij zich en ik besefte dat er extra werk voor me te doen was.
Ik stapte achter het stuur vandaan en hees de rollator en de dame met koffer in de bus.
“Naar het station?”, had ik nog gevraagd en ze had geknikt, dus toen ik weer achter het stuur zat en de strippenkaart van haar aangereikt kreeg, vroeg ik voor de zekerheid: ”Station Driebergen?”, want daar was ik één halte van verwijderd. “Nee”, zei ze met een stem die verraadde dat ze van goede afkomst was, “Ik ga naar Utrecht en dan door naar, eh, ik ben even kwijt waar ik naar toe ga.”
O, een inschattingsfout van mijn kant, want ik had het karretje tussen mij en de instapdeur geplaatst en dat kon zo niet blijven tot Utrecht, dus bus weer op de handrem en de rollator buitenom, hij paste niet door het gangpad, naar de achterdeur slepen.
De dame zat al gauw op haar praatstoel en vertelde dat ze nu toch maar met die benen op wielen liep. Ze was al twee keer gevallen met de nodige breuken als gevolg en hoewel het haar gevoel van eigenwaarde aantaste, had ze gekozen om het voertuigje toch maar te gebruiken. Ze was al 96 en de dokter had gezegd dat het een volgend keer niet meer te repareren was, haar heup dus.
Toen we door Zeist reden kreeg ik beelden van haar aangereikt die uit een andere tijd stamden, zoals van die plaatjes van Ot en Sien.
“Zie je dat Shell-station daar, nou daarachter was een lagere school en daar heb ik mijn eerste wijsheden opgedaan”, vertelde ze. Even verder was het kerkhof achter een kerk, nu in een grote bank veranderd waar haar opa lag begraven.”
Bij de Berenkuil vertelde ze dat ze daar  als meisje in de oorlog niet voorbij durfde te lopen, want uit de schuur, die er nog staat, kwam afgrijselijk geschreeuw, de moffen hielden er mensen gevangen en martelden deze. Ze had nog steeds een hekel aan onze oosterburen.
Ja, ze had van alles meegemaakt, twee wereldoorlogen, de komst van de elektriciteit, de eerste auto’s.
Ik vroeg haar of ze zelf auto had gereden en toen vertelde ze lachend dat de burgemeester het rijbewijs persoonlijk was komen brengen en dat terwijl ze nog nooit een stuur in haar handen had gehad.
Gekscherend vroeg ik: “En niet eens een pakje boter gekocht?”
In Utrecht reden we na de Biltstraat langs een gebouw waar met grote letters Stevens Foundation op stond en de dame  begon te lachen: “Nog één gek verhaal”, zei ze, “dat gebouw was vroeger een bejaardentehuis en er stond een groot hek omheen. Mijn vader had als jongen een fiets, zo een met een hoog wiel waar je op moest klimmen. Erop klimmen dat lukte nog wel, maar toen hij eenmaal reed kon hij niet meer stoppen en om toch van die fiets af te komen greep hij zich aan het hek vast en liet de fiets onder hem uit rijden.”
Ze lachte zelf het hardst om de herinnering, plezier in het leven had ze nog wel.
Ik had best nog wat verder met haar willen babbelen, maar het eindpunt kwam in zicht en bijna bij het station vroeg ik haar: “Hoelang gaat U logeren?”
“Welnee, ik blijf daar niet, ik kom vanavond weer terug.”
“En die koffer dan?”
“O, die is vanavond weer leeg, hoor! O, ja ik weet al weer waar ik naar toe moet: Haastrecht.”
In Utrecht zette ik koffer en rollator weer buiten en toen ik haar een handje hielp om uit de bus te komen zei ze:
“Als je een goede vent tegenkomt, vasthouden hoor!”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *