Verhaal 11-15

11. ..en opa; 12. reiki in de bus; 13 bakje champignons;
14. behoefte kweken; 15. it Ken net


Verhaal 11.

mei 2001

…….en opa?

Autobiografieën behoren nog altijd tot mijn favoriete boeken, ik denk omdat daarin een blik wordt gegund hoe wonderlijk een leven zich kan ontrollen en dat boeit me, telkens weer.
De mensen die de bus instappen delen soms stukjes van zo’n proces en op een traject van A naar B mag ik dan even meelopen op het pad dat die mens is gegaan. Zo ook op die vroege dinsdagmorgen:

Het was een van de vroegste diensten en monter spring ik mijn bed uit nadat de wekker om 4:30 afgelopen is, maar als ik een uurtje later op de bus achter het stuur zit, vraag ik me af wat al die mensen zo vroeg buiten hun warme bedje moeten doen. Waar moeten ze op dit onmenselijk vroege uur naar toe en als er een man in stapt en op de ‘praatbank’ gaat zitten dan komen de woorden als vanzelfsprekend uit mijn mond:
“Ook al vroeg op pad…?”, zo’n manier van vragen die een deur open zet en dan wachten of die ander er doorgaat of niet.
De man, rond de 50, gaat er door en net wat ik gehoopt had, krijg ik een blik in een stukje leven van zo maar een mens.
“Ja”, zegt hij, “de wekker gaat om half vijf en dan moet ik eerst nog het hondje uit laten.”
“Zo, dat is ook vroeg”, stimuleer ik de man om verder te gaan.
“Niet van mezelf hoor, dat hondje, ik moet er op passen.”
“Dus je staat zo vroeg op om het hondje van een ander uit te laten?”
“Ja, ik pas op hem en…..op opa.”
Ik verslik me haast, want het komt er zo als een ongewenst aanhangsel uit, die opa, dat ik mijn best moet doen om niet in lachen uitte barsten, maar het is heel serieus, dat voel ik duidelijk.
“Op opa moet je ook passen?” Het doet mij een beetje denken aan een conference waarin ‘opa met zijn jojootje op het balkon aan het spelen was…’, maar nee, er zit een heel ander verhaal achter.
Zijn vriendin blijkt in 1999 te zijn overleden en hoewel hij zelf in Noord-Holland woont, zit hij nu met zijn ‘schoonfamilie’ in Wageningen en aangezien zijn vriendin altijd op het hondje en opa paste, is dat nu automatisch zijn taak geworden.
“En waar gaat de reis nu naar toe?” vraag ik, want voor de hond uitlaten en op opa passen hoef je niet zo vroeg in de bus naar Ede te zitten.
“Naar het station en dan naar Amsterdam, want daar werk ik nog en mijn eigen woning in Hoorn heb ik ook nog.”
Hij is een tijdje stil en ik kan hem bijna horen denken, dus houd ik mijn mond.
“Ja”, komt er uiteindelijk uit, “ik moet er maar eens een streep onder zetten, dat gedoe in Wageningen!”
Het is weer stil.
“Maar opa, hè…”
Ik rijd zwijgend door, want Hier heb ik geen antwoord op, alleen een gevoel van triestheid, over zo’n stukje leven.
Gelukkig pakt hij zelf de draad weer op en zegt:
“Ik heb wel weer een nieuwe vriendin hoor en dat gaat goed, gelukkig….”


Verhaal 12.

 mei 2001

Reiki*  in de bus

Reiki

In Utrecht stappen ze in, vader, moeder en een kind. Het kind wordt uit de buggy getild en begint te krijsen “Mamma !!!”, een ijselijk geschreeuw, een vraag om bescherming en veiligheid, of is het een lichamelijke pijn, dat kan ook.
Het is ook moeilijk als je nog niet over woorden beschikt om duidelijk te maken wat er aan de hand is.
Het wagentje wordt opgevouwen en de bus in getild, net als het kind.
“Twee maal Doorn, graag”
Ik stempel de kaart af en probeer met een leeg kaartenblokje het kind wat afleiding te geven, en even lijkt het te lukken, het kijkt mij verbaasd aan, maar zet direct daarna zijn concert weer voort.
Het is mijn laatste rit en ik heb het wel gehad voor vandaag, de tolerantiegrens is dus niet zo hoog meer en al gauw begint dat geschreeuw mij aardig op de zenuwen te werken.
Wat te doen? Ik kan kwalijk deze mensen uit de bus zetten en een poging om het kind het zwijgen op te leggen, d.m.v. troosten of knuffelen, zal bij de ouders ook wel zijn opgekomen. Dat zal wel geen optie zijn
Nu heb ik naast het feit dat ik een bus kan besturen ook nog wat andere dingen die ik beheers en ik overdenk het flesje met Rescue druppels van Bach uit mijn tas te halen. Vooral op de reizen met de touringcar heeft me dat heel veel resultaten opgeleverd bij passagiers die onwel dreigden te raken of erg geschrokken waren van iets. Ik heb het altijd bij me. Het is een natuurlijk middel en kan nooit kwaad.
Het kind Reiki geven zou ook een mogelijkheid zijn, maar voor beide methoden moet ik mijn chauffeursplaats verlaten en dat is gezien de tijd niet raadzaam. Dan pas komt het in mij op om de tweede graad van Reiki te gebruiken.
Ik ben altijd nog een beetje wantrouwend als het gaat om de mogelijkheid om op afstand te behandelen, maar goed het is het proberen waard. Hier word ik ook niet vrolijker van en in de binnenspiegel zie ik dat meerdere mensen geïrriteerd zitten te kijken. En Doorn is nog een stief kwartiertje verder, dus vooruit maar, baat het niet, schaden doet het zeker niet.
Ik concentreer me en stuur de Reiki-energie naar het, nog steeds niet tot bedaren gekomen, kind toe.
Tot mijn verbazing houdt het kind op en ik houd nog een minuut of tien vol om de energie te laten stromen.
Het werkt! Het blijft stil achter me en opgelucht rijd ik verder.
Bij het station van Driebergen staat een jong gezinnetje met een heel jong kind op de arm en als ze instappen, ja hoor, het is blijkbaar mijn lot voor deze laatste rit, begint dit kind ook te huilen.
Voor dat ik weer besluit om Reiki te gebruiken drukken ze al op de stopknop en gaan er bij de volgende halte uit.
In alle rust kan ik mijn dienst afmaken en zoals zo vaak moet ik toch weer geloven in de werking van Reiki. Zelfs als buschauffeur.

*Reiki is een natuurlijke methode van genezing.
Als je meer over dit onderwerp wil weten,ga dan naar de site www.reikicentrum.com


Verhaal 13.

 juli 2001

het bakje champignons

(Of: hoe het toeval ons pad kruist, ook bij buschauffeurs)

Iedereen, maar de buschauffeur in bijzonder, is begenadigd met beschermengelen of hoe je het ’toeval’ dat je pad kruist ook mag noemen. Ik heb er veel van en ik noem het ook wel gewoon ‘geluk’, maar als ik even verder kijk, dan is het niet zo gewoon.
De antwoorden op vragen waar ik mee loop worden zomaar voor mijn voeten gelegd, lijken uit het niets te komen. Een paar voorbeelden:

Ik zit op lijn 85 en zo in het begin van mijn chauffeurscarrière in deze omgeving heb ik wat moeite met de zones en strippen in Ede, het is niet logisch en een stukje geschiedenis heeft het wat uit zijn verband getrokken. Terwijl ik naar het station in Ede rijd om daar te beginnen vraag ik me af hoeveel zones het naar Veenendaal is. Er stapt een vrouw in en zegt: “Ik moet naar Veenendaal, ik heb op deze kaart nog 3 strippen en wil er nog één bij kopen.”
Hup, het antwoord op mijn vraag.

Er is een omleiding in Ede en net als ik me de omleidingsroute probeer te herinneren zegt een vrouw op de ‘praatbank’: “Chauffeur, er is een omleiding hoor, je moet zo dadelijk bij de stoplichten linksaf.”

Op een ander moment, ben ik in gedachten bij mijn nieuwe website (die waar u nu dit verhaal leest) en ik heb er net de vorige avond wat opgezet:
Op de grootste zeepkist van de wereld kunt u nu de busverhalen lezen.
Ineens twijfel ik of het woord ‘zeepkist’ wel goed is in deze context, ik bedoel de verhoging zoals in speakercorner in Hydepark in Londen. Als ik even later in het chauffeursverblijf ben en daar naar de altijd spelende televisie zit te staren wordt er net in een doe-het-zelf-programma een zeepkist gebouwd, zo’n houten kist op wielen, maar ze vertellen er ook terloops even bij dat het woord ook kansel betekent.
Zo kan ik legio voorbeelden bedenken, als je er op gaat letten, lijkt het ook steeds meer te gebeuren.

Vorige week vrijdagnacht lig ik zo vlak voor het slapen wat te mijmeren en ineens schiet door me heen dat ik vergeten had om champignons te halen. Ik zou bezoek krijgen en wil een kiprecept klaar maken waar onder meer champignons in horen en die heb ik dus niet. Nou ik kijk wel of ik morgen onderweg ergens een winkel kan inschieten, want ik moet werken, een dagdienst.
Het is zaterdagmorgen en lijn 80 richting Amersfoort is vrij rustig.
In Rhenen stapt een vrouw in met een Indisch uiterlijk en gaat op de ‘praatbank’ zitten. Al gauw begint ze een gesprek en vertelt dat ze nog een dag vrij reizen heeft met de trein, dat haar vriendin geen zin heeft om mee te gaan en ze nu in haar eentje maar naar Beverwijk gaat, naar de Zwarte markt.
Of ik daar wel eens geweest ben?
Nee, ik heb er wel een paar vrienden in de buurt wonen, maar op de Zwarte markt zelf ben ik nog nooit geweest. Ik wil er nog wel eens naar toe.
Ze vertelt hoe groot het er is en dat ze er heel veel verse groenten hebben, speciaal ook voor Indische gerechten. Een gezellige babbel en als we bijna bij het station zijn vraagt ze of ik vanavond weer op deze bus zit. Ik kijk op mijn dienst en vertel haar hoe laat mijn laatste rit terug is. Ineens schiet mijn eigen recept weer in mijn hoofd, ik aarzel, maar vraag dan toch: “Zou u, als u toch deze bus weer terug neemt, een bakje champignons voor me mee kunnen brengen?”
“Natuurlijk doe ik dat, is voor mij gelijk een stok achter de deur om het ook niet té laat te maken. Tot vanavond dan maar” en ze stapt uit.

Die zondag aten wij het kip-kerriegerecht met heerlijke (Beverwijkse) champignons en taugé, want die had ze ook maar voor me meegenomen.
Toeval of niet?

 

 

 


Verhaal 14.

juli 2001

Behoefte kweken

Het is zaterdagmiddag en vrij rustig in de bus naar Ede.
Op de voorste bank  zit een wat ouder echtpaar met plastic tassen die aangeven dat ze inkopen hebben gedaan. Bij de volgende halte, ook in het centrum van Ede, stapt een jonge vrouw in en ze wordt herkend door het echtpaar.
De wereld is soms klein.
“Zo, ook aan het winkelen geweest?” vraagt de vrouw en de ander reageert verrast: “Hé, wat leuk, jullie ook hier? Nee ik heb niet gewinkeld,” zegt ze lachend, “ik was behoefte aan het kweken.”
“Wat zeg je?”, ik kan niet nalaten me er mee te bemoeien, want deze opmerking prikkelt mijn nieuwsgierigheid.
Lachend draait ze zich naar mij en vertelt dan, terwijl ik haar strippenkaart afstempel, dat haar moeder dat altijd zei als ze weer eens geen geld had en dan met een lege portemonnee de stad in ging.
Ik moet er even over denken, maar vind het dan wel een mooie manier om op die manier toch te genieten van het lopen door zoveel moois en geen mogelijkheid te hebben om wat te kopen.
Tegelijk denk ik aan een vriendin van me die geen reclameblaadjes meer in haar bus wil en zo’n  ‘Ja/Nee-sticker’ op de brievenbus heeft.  Ik ken haar als iemand die best wel geïnteresseerd is in allerlei nieuwe snufjes en ook niet vies is van mooie kleding en leuke dingen voor haar huisje. Ik was dan ook verbaasd toen ze me dat vertelde en op de vraag waarom ze dan geen reclamefolders wil, gaf ze als reden dat het haar hebzucht wakker maakt en ze dan dat wat er aangeboden wordt ook wil hebben.
Ik heb daar gelukkig geen last van en  vind het altijd leuk om die reclames door te kijken, voor mij is het een soort winkelen zonder te kopen. Ik ben niet zo’n shopper, heb eigenlijk een hekel aan winkelen, het is dan ook maar zelden dat ik direct opspring en naar zo’n winkel loop om de aangeprezen artikelen uit de folder te gaan halen.
Daaruit blijkt maar weer  dat  ieder mens anders omgaat met de materiële weelde die onze maatschappij te bieden heeft.
Toch merk ik dat het groot doen over de dingen die men heeft nog heel erg leeft en dat sommige mensen aan hun bezittingen een bepaalde status denken te ontlenen.
Op een feestje laatst waren er ook weer een aantal, vooral jonge, mensen die het hadden over de auto van de zaak en de dure merknamen vlogen mij om de oren.
Ik zat dat zo eens aan te horen, want ondertussen heb ik wel geleerd dat in materiële zaken niet het echte geluk in zit. Geld en mooie spullen zijn soms een comfortabele manier om ongelukkig te zijn, maar daar houdt het voor mij mee op.
Opeens vroegen ze aan mij: “He, Tien, en jij, wat doe jij tegenwoordig, heb jij ook een auto van de zaak?”
Toen begon er toch een klein vrolijk duiveltje in mij wakker te worden. Een beetje humor en relativeren in zo’n situatie kan geen kwaad. Zij wisten niet dat ik ondertussen weer op de bus rijd en gezien mijn arbeidsverleden ben ik wat onvoorspelbaar en met een zekere air antwoordde ik
“O, ja, ik rijd tegenwoordig ook in een wagen van de zaak, zo een van rond de 4 ton of soms van 5 ton, want ik mag zelf uit het hele wagenpark kiezen.”

Toch leuk als je dat, zonder te liegen, kan zeggen, niet soms?


Verhaal 15.

september 2001

It Kin net

Meestal zijn mijn verhaaltjes positief, maar ik wil me nu eens een keer een beetje afzetten tegen wat toch veel ergernis bij chauffeurs oplevert: al die rare bedenksels om het verkeer af te remmen, hetgeen voor gewone personenauto’s nauwelijks van invloed is, maar voor ons een grotere stuurmanskunst vereist.

Regelmatig bekruipt mij het gevoel dat het beroep van buschauffeur constant getest wordt of je het vak nog wel beheerst. Hiermee bedoel ik of je in staat bent om het rijdend gevaarte van 12 meter lang en 2,5 meter breed tussen de lijnen kunt houden, ook als er obstakels zijn.
Overal verschijnen verkeersremmende maatregelen waar personenauto’s rustig met een snelheid van 100km per uur doorheen kunnen razen, maar waarbij wij, beroepschauffeurs van groot materieel, beide spiegels verdomd goed in de gaten moeten houden om tussen de toegestane ruimte te manoeuvreren.
Als je een dorp in rijdt, kan ik me dat nog wel voorstellen, want in de bebouwde kom wil men de veiligheid voor mens en dier vergroten, maar waarom wordt het ons ook moeilijk gemaakt als we een dorp uitgaan en weer wat harder mogen gaan rijden, die logica daarvoor ontbreekt mij volkomen.
Wat voorbeelden die ik op de Utrechtse Heuvelrug tegen kom:
Als je Leersum uit rijdt, richting Amerongen, dan moet je met de neus van de bus over de middenstreep omdat je anders die rare kronkel niet zonder stoeprandjes te raken kan maken en in Elst hebben ze de barrière zodanig gemaakt dat je heel goed moet opletten om niet tegen de hoekige obstakels, soort stoepranden zonder stoep, te botsten. Je moet er niet aan denken wat er kan gebeuren als een vrachtwagen (of bus) met een wiel tegen die rand botst, een klapband krijgt, daarmee de macht over het stuur verliest en een aangrenzend huis binnen rijdt. Zelfs met zeer lage snelheden zijn de gevolgen desastreus en ik heb al verschillende personenauto’s zien staan met een lekke band, dus het idee is niet geheel uit mijn duim komen zetten!
In de stad Utrecht is het elke keer, als je in de binnenstad komt, weer een verrassing. Het doet me soms denken aan die computerspelletjes waarbij je, als je het goed doet, een niveau hoger mag, ‘level’ noemen ze dat.

Ja hoor, het is weer raak. De betonblokken staan weer anders en de rood-witte paaltjes in de bocht hebben ze ook verplaatst. Een argeloze fietser, die denkt overal tussendoor te mogen en de zwalkende zwerver met een gammel winkelwagentje wordt als ‘hoger level’ toegevoegd.
Hè, hè weer gehaald! U mag weer een niveau hoger!

In Rhenen hebben ze een geheel eigen manier van ‘busje-pesten.  . Je moet daar in een soort halve cirkel om een vluchtheuvel rijden en mag de opstaande stenen rechts van je niet raken. Er is er één bij, die ik, hoe ik het ook probeer, niet kan passeren zonder te ‘boemsen’ op de stenen of de rand van de vluchtheuvel te raken. En ook hier moet je als bus met je neus over de as van de weg en komt dus (gevaarlijk) op de andere weghelft. Is dat dan veilig?
Personenauto’s hoeven hier niet af te remmen, want voor hen is ruimte genoeg om er door heen te racen.

Ik vraag me dan af hoe dit soort dingen ontworpen worden en hier gaat de fantasie even met me aan de haal:

Ik zie voor me hoe zo’n stelletje verkeersdeskundigen rond de tafel zitten:
Een keurig op schaal gemaakte maquette, volgens ergonomische normen ontworpen, zodat er statistisch niets mis kan gaan. Een paar miniatuur auto’s en mogelijk ook een bus en vrachtauto en daar gaan ze: brrrrrrrrrrr, brrrrrrrr, brmmmmmmmm.
Een uit Friesland afkomstige stratoloog staat er bij te kijken, met de fles Berenburg in de aanslag, het is ten slotte vrijdagmiddag, borreltijd en hij schudt zijn hoofd en zegt met een serieuze blik:
“It kin net!” *
De anderen laten de auto’s na die opmerking voor wat ze zijn en zeggen:
“Dan laten we het zo!” Kom op het is weekend, we gaan wat drinken.”

En wij reden nog lang en toch wel gelukkig.

*vertaling vanuit het Fries: Het kan niet
Met dank aan mijn Friese vriendin Agnes voor de juiste Friese spelwijze.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *