1. haar avondje uit; 2. het haagse hopje; 3. zwarte piet;
4. taxi gemist ; 5. busgymnastiek
Verhaal 1.
januari 2001
Haar avondje uit
Ze stapte in op de halte Bornsesteeg. Zeker een van de vele studenten hier in Wageningen maar nee, ze vroeg om een kaartje en studenten hebben over het algemeen een OV-jaarkaart.
“Ede Veldhuizen graag”, zei ze en het viel mij op dat ze straalde.
“Kunt u mij een seintje geven bij halte Kranenburg?”
Het was nog vroeg in de avond en zowel zij als ik hadden nog een hele avond voor de boeg, alhoewel het voor mij er iets anders uit zou zien als van haar. Ik zou die avond een late dienst tot ver voorbij middernacht rijden. En zij………
Het was nog rustig en om niet overal te vroeg aan te komen paste ik mijn snelheid aan tot slakkenniveau en ja, dan gaan mijn gedachten juist een versnelling hoger. De weg zat al in mijn automatisch brein en bus rijden, ach dat deed ik al zo’n 15 jaar, dus dat kostte ook niet echt veel moeite. Ik heb de gewoonte om, als er een passagier instapt die iets meer mijn aandacht trekt dan het afstempelen van de strippenkaart, hem of haar te observeren via de binnenspiegel en de fantasie de vrije loop te laten over het verhaal dat nu eenmaal achter elk mens zit, zo ook bij deze jonge vrouw.
Zij was op visite bij een vriendin die woonde in een van de vele sterflats voor studenten. Gezellige boel altijd met jonge mensen die bij elkaar in en uitlopen en zo kwam het dat zij in het voor haar, als kapster, wat avontuurlijke sfeertje een zekere vrolijkheid over zich kreeg die haar wat overmoedig maakte. Een van de jonge mannen trok haar aandacht en zij begon een gesprek over Amsterdam waar ze vandaan kwam en dat het daar zo gezellig was. Een veilig onderwerp, want van al die geleerde stof had ze geen kaas gegeten en van Amsterdam wist ze alles, ze was er geboren en getogen en alle uitgaansgelegenheden voor mensen van haar leeftijd kende ze wel.
Nou maar hier in Wageningen kan je ook leuk uitgaan hoor en of ze zin had om morgenavond met hem mee te gaan. Een afspraakje met een student. Ze moest maar even naar zijn huis komen, dan zouden ze van daaruit wel zien waar ze terecht kwamen. Hij legde uit hoe ze er met de bus kon komen. de chauffeur wist die halte wel.
“Nou, tot morgen dan maar.”
Ik draai de hoek naar Kranenburg om en roep de naam door de microfoon af. Zij stapt uit en wenst me opgewekt een prettige avond toe. Als ze uit mijn gezichtsveld is, verdwijnt ze ook uit mijn gedachten.Verhalen komen en gaan, het is een soort tijdverdrijf om het werk een extra dimensie te geven en het is een onderdeel van het vak dat er onder meer voor zorgt dat ik het leuk blijf vinden om te doen. Als er geen verhalen over wat ik onderweg tegenkom in mijn hoofd komen dan is er altijd wel weer iets uit mijn eigen roerige leven dat de revue passeert. Er zijn ook diensten die zo veel concentratie vragen dat het echt werken wordt en de eigen gedachten op een tweede plan komen.
Ik vervolg mijn weg, het rondje Veldhuizen, om daarna weer richting Wageningen te kunnen gaan. Er wachten mij nog een paar ritjes naar Arnhem.
Tot mijn verbazing komt zij net aangehold bij de halte Kranenburg. Hij was er zeker niet. Ze stapt in en vraagt: “Kan ik hiermee nog terug?” Er zit een traan in de stem en bemoedigend knik ik: “Ja, natuurlijk, je hebt hem net bij mij gekocht.” Ze gaat nu achter de uitstapdeur zitten.
Ik observeer haar in de spiegel. Een wereld van teleurstelling hangt om haar heen, ze wriemelt met het kaartje in haar hand en haar gezicht vertelt mij het vervolg van de zo vrolijk begonnen avond.
Ze had het adres gauw gevonden en toen ze aanbelde werd ze enthousiast binnen gelaten, een beetje té enthousiast eigenlijk. Hij pakte haar bij de schouders en wilde haar een zoen geven, maar geen welkomstzoen, zo een die meer lucht raakt dan huid. Nee, hij zoende haar midden op de mond. Ze schrok en trok terug, hem zonder woorden duidelijk makend dat ze daar niet van gediend was. Dat was niet wat ze voor ogen had met dit afspraakje. Maar hij dacht er blijkbaar anders over, want hij liep voor haar uit de gang door naar …… een slaapkamer. “Nee, nee dat wil ik niet, ik eh……”, ze kon de juiste woorden niet vinden, “…ik dacht dat we uit zouden gaan, hier in de omgeving.”
“Ja, dit is toch wat jullie in Amsterdam ook doen?” zei hij uitdagend, “daar doelde je toch op toen je gisteren zo enthousiast vertelde over Amsterdam?” Hij had haar helemaal verkeerd begrepen. Ze was misschien niet duidelijk geweest en had wat overdreven toen ze over haar wereldje in Amsterdam vertelde, een wereld die ze net zo interessant wilde laten zijn als het studentenleven in een studentenstad. Maar ook hier bleken die geleerde studentjes maar een ding voor ogen te hebben als ze met en meisje uitgingen.
“Wat studeer je eigenlijk?” vroeg ze nog.“Ik studeer niet, ik werk in de bouw!” was zijn antwoord. “Kom nou mee, je wilt best, ik zie het aan je.”
Ineens wist ze wat ze wel wilde: weg wezen! Ze draaide zich om en liep de deur uit, hard lopend naar de bus, die net de hoek om kwam rijden.
Ondertussen ben ik niet ver van de Bornsesteeg en aangezien ik zie dat ze geen aanstalten maakt om op te staan roep ik de halte maar even om. Ze schrikt, staat op en terwijl ze de achterdeur uitstapt zwaait ze nog even.De avond is weer van haar en ook van mij.
Toch blijft het beeld van haar nog wel even op mijn netvlies hangen.
Verhaal 2.
februari 2001
Het Haagse Hopje
Zo, een nieuwe dag, een nieuwe dienst. Het inrichten van de bus die voor die dag de werkplek is. Stempel op juiste week, dag en tijd, de strippenkaarten binnen handbereik en de geldbak op z’n plek. Bus starten, alle communicatiekanalen up-to-date instellen, kijken waar exact te beginnen en rijden maar.
Onderweg doe ik de deksel van de geldbak open en zie het Haagse Hopje liggen dat ik daar gisteren heb neergelegd om later op te eten. Dat ene snoepje doet de gehele geschiedenis erachter weer boven komen en ik laat het nog maar eens de revue passeren:
Op Utrecht stapt een wat ouder ogende meneer in de bus en hij laat merken niet veel met het openbaar vervoer te reizen.
“Komt u ook bij de Utrechtse weg?” vraagt hij. Nu is er overal een Utrechtse weg, maar hij zal die in De Bilt wel bedoelen.
“Waar moet u precies zijn?” vraag ik.
Hij haalt een folder tevoorschijn en noemt het straatnummer, hetgeen mij niets zegt, want straten weet ik dan nog wel her en der, maar huisnummers, ho maar. Wel vertelt hij uit Den Haag te komen en hier dus volkomen onbekend te zijn. Ik zeg hem voorin te blijven zodat we samen kunnen kijken als we op de genoemde weg zijn en hij neemt plaats op wat ik de ‘praatbank’ noem. Vaak heb ik hele gesprekken met mensen die daar plaats nemen en soms voel ik me de chauffeur van het t.v.-programma ‘Taxi’, want je hoeft alleen het knopje van luisteren open te zetten en mensen vertellen hun hele hebben en houwen, ondanks het goed bedoelde bordje:
NIET PRATEN MET DE BESTUURDER.
Het is tijd dus ga ik rijden, ondertussen vraag ik welk bedrijf er zit op dat bewuste nummer. Het schijnt een autoverhuurmaatschappij te zijn. Eigenlijk vraag ik me af wat deze man uit Den Haag hier in Utrecht bij een autoverhuurbedrijf moet doen. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
“Gaat u een auto huren?”, pols ik voorzichtig, mijn stem meer hellend naar belangstelling dan naar nieuwsgierigheid.
En dan komt het gehele verhaal los. Hij verveelde zich de laatste tijd en het bleek dat er grote behoefte was aan mensen die gestrande huurauto’s her en der vandaan halen om ze weer naar de thuisgarages te brengen. Zijn vrouw was overleden en hij was toch wel erg alleen. Het komt vaak voor dat mensen op de ‘praatbank’ hun echtgenotes verloren hebben en mijn standaardvraag is dan: “Hoe lang is het nu geleden?”
Het antwoord daarop is wisselend, maar steevast zeg ik dan:
“Het valt niet mee hè?”, waarop er meestal een heel verhaal losgeweekt wordt en mensen heel open vertellen hoe ze het rouwproces doorleven. Bij de meneer uit Den Haag was het drie jaar geleden, heel plotseling en verwarrend voor iemand die nooit een hand had uitgestoken in het huishouden.
“Ik kook nog steeds nooit voor mezelf,” bekent hij ietwat schuldig. Ach ik weet een klein beetje waar hij het over heeft, maar in die 15 jaar dat ik alleen ben heb ik toch menig maaltijd gekookt, behalve in de tijd dat ik op de touringcar reed en veelal in hotels heb gegeten.
Nu moest onze Hagenaar een auto ophalen bij de garage in Utrecht en waarschijnlijk naar Groningen brengen. Echt enthousiast klonk hij niet, maar al gauw bleek dat het de derde klus deze week was en eigenlijk werd het hem een beetje te veel. Het was voor hem een uitje, maar het begon nu echt op werken te lijken.
“U kunt toch nee zeggen, zodat het nog een beetje leuk blijft?” vraag ik. Ja, daar had hij ook wel aan gedacht, maar ze zaten omhoog en ach je denkt toch dat het wel gaat. Nu begon hij echter te voelen dat het wat te veel werd.
Ik durfde niet te vragen hoe oud hij was, maar hij was dichter bij de zeventig dan bij de zestig schatte ik en voor iemand die altijd op kantoor gewerkt had, zoals hij vertelde, was het toch wel wat zwaar. Op de bank naast hem zat een vrouw die zich er af en toe mee probeerde te bemoeien, maar hij negeerde haar en hield de conversatie tussen hem en mij. Hij was blij er eens met iemand anders over te kunnen praten en toen ik zei dat het waarschijnlijk de volgende halte was dat hij eruit moest, was er iets dat me vertelde dat hij het jammer vond niet langer in de bus te kunnen blijven. Hij stond op en legde iets neer op de betaaltafel.
“Hier een échte uit Den Haag”, en bedankte voor de service.Toen hij uitgestapt was, met een oprecht ‘TOT ZIENS’ en ik weer verder reed, keek ik wat hij had neergelegd: een echt Haags Hopje.
De vrouw achter mij zei nog: “Zielig hè, zo’n man alleen.” Maar ik had daar toch andere gevoelens bij.
Bedankt, aardige Haagse meneer.
Verhaal 3.
februari 2001
Je speelt voor Sinterklaas en krijgt de Zwarte Piet
Het overkomt ons allemaal wel eens, je denkt goed te doen, maar achteraf blijkt dat je het beter niet had kunnen doen.
Het was weer de ‘praatbank’ waar ze op zaten. Ze waren in Wageningen opgestapt, een beetje mopperig omdat ze de bus ervoor gemist hadden. Een ouder echtpaar, ze waren de gehele dag al onderweg geweest voor een bezoek aan hun dochter en nu moesten ze terug naar Harderwijk.
Hoe laat bus 105 ging op station Ede-Wageningen. Ik kon het hen niet zeggen, want dat was buiten het vervoersgebied waarbinnen wij onze diensten hadden. Ik kon natuurlijk de centrale wel oppiepen, maar het was druk en ik had alle aandacht nodig voor het verkeer. Ik had op de een of andere manier ook het vermoeden dat ze wel wisten hoe laat die bus ging, want ik hoorde ze met elkaar praten over ‘dat de bus het toch wel niet zou halen, dat er geen officiële aansluiting was….’
Ik reed zo snel ik kon en gelukkig zaten er wat verkeerslichten mee, maar de tijd drong en ik drukte wat harder op het gaspedaal. Had ik dat maar niet gedaan want ja hoor FLITS, een fotopaal had me gesnapt. Ik liet iets horen, wat misschien niet verantwoord was in een bus met mensen, maar ik zag mijn bankrekening al met een kleine honderd gulden inkrimpen.
“O, moet u dat dan zelf betalen?” vroeg de vrouw en tegen haar man: “Dat zou de busmaatschappij toch moeten betalen, vind je ook niet, Jan-Willem?”
Ik nog proberen:” Nee, mevrouw, IK kies ervoor om zo hard te rijden en niet mijn baas, ik wil dat u uw aansluiting haalt, dus is het mijn verantwoording.”
“Goh, nou, ik hoop dat het goed afloopt, kijk Jan-Willem daar staat onze bus.”
Het was me dus wel gelukt deze mensen meer wachten te besparen, echter wel ten koste van mijn spaargeld.
Het bedankje bij het uitstappen heb ik niet meer gehoord.
Zo ook die keer in Arnhem waar een donkere vrouw met klein kind en kinderwagen instapte. Ze vroeg of de achterdeur open mocht voor de kinderwagen en zelf stapte ze daar ook maar in om vervolgens, terwijl de bus al reed, naar voren te komen met haar strippenkaart.
Waar ze naar toe moest kon ik eerst niet verstaan. Mensen die een andere taal spreken, willen de oer-Hollandse plaatsnamen nog wel eens verbasteren.
Eelsoem, ja, nu begreep ik het, ze wilde naar Heelsum. Vier strippen. Ik keek op de kaart en zag dat er nog maar drie op zaten. Ze begon in de jaszakken te zoeken en in haar tas, overal, maar nergens kwam er nog een strip tevoorschijn. Ik kreeg medelijden, want ach als alleenstaand ouder met zo’n klein kind in een vreemd land is het soms afzien. Ik streek de hand over mijn hart en zei: “Laat maar zitten.”
”Ze keek mij ongelovig aan en ik zei: “Ga maar zitten.”
Er ging een zucht van verlichting door haar heen en ik kreeg een dankbare glimlach, vol met van die witte tanden waar ik jaloers op ben. In de achteruitkijkspiegel zag ik dat ze tegenover de uitstapdeur ging zitten, het gangpad aardig versperrend voor al die mensen die netjes via die deur wilden uitstappen.Het was een redelijk druk ritje en toen ik de laatste halte van Heelsum voorbij reed dacht ik weer aan de moeder met kind en keek in de spiegel. Wel verdorie ze zat er nog en we reden ondertussen Renkum binnen, de zonegrens voorbij. Het duurde nog vier haltes alvorens ze uitstapte en ik voelde me aardig bekocht. Zij had al een zone minder willen betalen en ik heb haar nog en zone cadeau gedaan. Wie helpt wie? En als ik later die dag in Driebergen een zwerfster in de bus krijg die getracht had de laatste stempel op een strippenkaart weg te vegen, reageer ik op grond van wat me eerder die dag is gebeurd van: mij belazer je niet! En weiger haar binnen te laten.
Later vraag ik mezelf af, wie ik nu beter had kunnen helpen. Zo’n zwerver zonder kind noch kraai of iemand die eigenlijk heel goed weet waar Abraham de mosterd haalt, al is het in het buitenland.
Met kerst krijg ik mijn kans in ieder geval één van de twee goed te maken. Ik had ondertussen een strippenkaart in de bus gevonden waar nog drie bruikbare strippen op zaten en toen het zwerfstertje die dag weer eens instapte heb ik haar die kaart gegeven.
Ik kreeg een argwanende blik toegeworpen, want wie vond haar nu de moeite waard een kerstcadeautjes te geven, zijzelf zeker niet.
Ik deed het echter meer voor mezelf dan voor haar en had het gevoel dan wel niet voor Sinterklaas gespeeld te hebben, maar zeker wel voor Kerstman en dat deed me goed.
Verhaal 4.
maart 2001
Taxi gemist
Lijn 85. Veel stilstaan op Veenendaal en aangezien het tegen de avond loopt en de winkels al dicht zijn, zit ik maar een beetje voor me uit te staren. Het wordt mijn laatste rit en ik zit vast te denken aan wat ik de rest van de avond zal gaan doen, want er is nog wel een stukje avond over als ik de bus in de garage heb afgeleverd.
Het lijkt erop dat ik weer leeg naar Ede zal rijden, het voelt zo nutteloos, rijden zonder passagiers.
Het is stil op straat, verderop staan twee oudere dames en ze lijken het niet helemaal met elkaar eens te zijn. Ze gebaren naar elkaar en dat gaat met zo een heftigheid dat mijn aandacht getrokken wordt.
Dan komt een van de dames op de bus af.
Ik open de voordeur en zij blijft met één voet op de instaptrede staan, blijkbaar niet van plan om in te stappen.
Ik kijk haar vragend aan, wachtend op wat komen gaat.
“Heeft U zo’n telefoontje, zo’n….” ze kan blijkbaar niet op het juiste woord komen, dus help ik haar: “…mobiele telefoon, bedoelt u?”
“Ja dat bedoel ik, heeft u zo’n ding, want we moeten even de taxi bellen, ‘Paraat’ u weet wel. Ze hebben ons niet opgehaald en we willen weten of ze nog komen.”
Nou, dat was ik dus niet van plan, mijn dure mobieltje gebruiken voor Jan en Alleman die even goedkoop bij de buschauffeur wil bellen.
“Nee, mevrouw daar begin ik niet aan, maar vertel eens, wat is er aan de hand?”
En dan komt het hele verhaal er uit:
Ze hadden een busje besteld, vervoer op maat heet dat geloof ik, en die is niet op komen dagen en nu staan ze hier. Ja, ze moeten naar Ede, de gewone bus, nee, dan moeten ze te ver lopen.
“Nou ik kijk wel” en ze loopt weer naar die andere dame die lijdzaam nog steeds staat te wachten.
Ik doe de deur dicht en kijk toe, terwijl ik denk dat ik eigenlijk best even had kunnen bellen voor die mensjes, zo erg is dat toch niet, die ene keer. Ik geef een tikje op de claxon en de twee dames kijken verschrikt mijn kant op. Ik wenk ze.
Als ik de centralist van Paraat aan de lijn krijg en het verhaal vertel, blijkt dat het busje wel degelijk geweest is, maar dat de dames niet te vinden waren.
“Nee, ze kunnen nu niet meer komen, de planning is al rond voor die avond en alles is bezet, sorry.”
Ik geef de informatie die ik gekregen heb door aan de dames en ze gaan weer in discussie, afwisselend elkaar en vervoersmaatschappijen de schuld geven van wat blijkbaar een communicatiestoring is. Ik vermoed dat ze bij de verkeerde uitgang van het winkelcentrum hebben gestaan en daardoor het busje zijn misgelopen.
Hoe dan ook, de enige mogelijkheid om nog een beetje in de buurt van hun huis te komen is om deze, gewone, bus te nemen. Ze kiezen eieren voor hun geld en kopen een kaartje om met mij naar Ede te reizen.
Onderweg vertellen ze hoe moeilijk het is om te reizen als je slecht ter been bent. Een van de dames vertelt dat ze niet meer kan autorijden sinds er zo veel rotondes zijn gekomen, ze heeft problemen met haar schouders en die rotondes kan ze niet meer aan met die handicap. Ja, wij buschauffeurs kennen de problemen ook met de verkeersremmende maatregelen die overal als paddenstoelen uit de grond verrijzen.
Ik twijfel nog even om een kleine omweg te nemen om ze wat dichter bij huis af te zetten, maar het risico is aan mij als er dan iets gebeurt en bovendien wil ik naar huis.
Ik stel nog voor dat ze op het station samen een taxi kunnen nemen, zo veel kost dat toch ook niet. Nee, ze gaan wel lopen.
“Bedankt chauffeur, voor de service,” en een van de dames legt vijfje neer.
“Hier nog voor het bellen.”
Ik blijf me verwonderen over sommige dingen, maar tevreden rijd ik naar de garage, het laatste ritje was toch niet zo nutteloos.
Verhaal 5.
maart 2001
Busgymnastiek
(met verkeersdrempels en rotondes)
Ik ben een paar minuten te vroeg op Wageningen busstation, zet de bus op de handrem en rek me eens even uit, want door de drukte ben ik de afgelopen uren niet achter het stuur vandaan geweest. Net als een kat, even uitrekken en dan weer doorgaan met slapen. Ik met rijden dan natuurlijk.
Een passagier reageert: “Geen best beroep voor het lijf, hè?”
Ah, eindelijk kan ik mijn verhaal eens kwijt:
“Dat ziet u verkeerd hoor, wij hebben de laatste jaren juist meer lichaamsbeweging.”
“Dat begrijp ik niet, daar moet u me eens meer over vertellen,.”
“Nou, sinds het land volgebouwd is met verkeersremmende maatregelen, zoals ze dat noemen, komen wij aardig aan onze lichaamsbeweging.
Ik zal u vertellen hoe ik daartoe gekomen ben.Toen ik zo over die drempels reed kreeg ik de associatie met paardrijden en tegelijk dacht ik aan een kennis van mij die door paard te gaan rijden van zijn rugklachten was afgekomen. Ik ging mij dus voorstellen op een paard te zitten en aangezien je daar ook bewust met de cadans van het dier mee moet gaan, deed ik dat op de chauffeursplaats ook:
Drempel inzicht: los uit het zadel (los van de rugleuning), buikspieren in, mee gaan omhoog, zachtjes terugveren en ontspannen. Drempel af: andere cadans, maar ritme hetzelfde, weer in het zadel en rug terug tegen de leuning.
Ik vertel het op een toon zoals de ochtendgymnastiek op radio en t.v. dat placht te doen, het achtergrondmuziekje ontbreekt jammer genoeg.
“Ik dacht dat die drempels zo slecht waren voor je rug,” reageert de man.
“Ja, als je lui achterover zit, vinden die tussenwervelschijven dat niet leuk, maar als je actief meewerkt versterk je de spieren en dat geeft dan weer steun, begrijpt u?”
Deze gedachte, want je denkt wat af op zo’n bus, was mij mede ingegeven doordat ik in de tijd dat ik nog buitenlandse reizen op de touringcar maakte, tijdens de wintermaanden veel meer last had van mijn rug dan tijdens de zomermaanden, terwijl ik dan juist veel koffers in en uit de bus moest sjouwen. Blijkbaar was het gebruik van allerlei spieren een goede oefening voor de rug.
“En”, ga ik verder, “dan hebben we nog de rotondes, die vragen ook heel wat van het bovenlichaam.
Rotonde in zicht, afremmen, uit het zadel, draaien, draaien, naar rechts, draaien, draaien naar links (vergeet niet de nekspieren door nog even in de spiegel te kijken of er geen fietsers aankomen) en dan weer draaien, draaien, draaien naar rechts, terwijl je vingeroefeningen doet met de richtingaanwijzer. En weer terug in het zadel.
Dat is echt een heel goede oefening voor schouders bovenarmen en als je het goed doet gaat het heupgewricht ook nog meewerken en de chauffeurs op de Interliner hebben nog meer profijt, want veelal moeten die er ook nog bij schakelen .”
De man lacht wat zuur als ik dit allemaal vertel en ik kan dat wel begrijpen, want zelf ben ik ook niet vrij van enige wrange humor bij dit verhaal. Maar ik heb er wel plezier in om een beetje water op dit hot-item te gooien, dus ga ik verder:
“Ja en als je dan geluk hebt dan zit je op lijn 50 of 86, want dan heb je zo’n 20 verkeerstafels, zoals ze dat in Renkum noemen, en ook nog de nodige rotondes en als je even rekent dan weet je wat dat betekent, heen en weer van Wageningen naar Arnhem ruim 80 op-en-neer-en-draai-bewegingen. Toch een aardige fitnessoefening, niet?”
Ik ga weer goed zitten, want het is tijd om te gaan rijden.
De man zegt niets meer en terwijl ik richting Arnhem rijd en zo mijn lijf voel, denk ik dat ik toch maar eens wat meer moet gaan fietsen, dat zou wel goed voor me zijn.
Als ik de eerste rotonde op de Wageningse berg neem, vraag ik me af of er toch niet een grond van waarheid in mijn betoog zit, het is in ieder geval een verrijking om met een beetje humor deze, toch wel verzwarende, werkomstandigheid te benaderen.
Het zijn rotdingen en er komen er steeds meer van, in allerlei vormen:
Verkeerstafels, drempels, rotondes, verkeerspleinen, asverspringers, druppels, hoe ze ook genoemd worden, het vraagt meer stuurmanskunst en tijd en het bevordert beslist niet de kwaliteit van het openbaar vervoer.
Juist als ik dit verhaal af heb, zie ik een reportage op de televisie van Duiven, waar vooral door de buschauffeurs geprotesteerd wordt tegen de drempels en lees ik een aankondiging in de garage Rhenen dat er overwogen wordt om in Leersum bus 51 niet meer door de wijk te laten rijden, ook vanwege de (daar zeer hoge) drempels
Terug naar boven
Bus ervaringen.
Op weg naar een workshop van Tineke (Centrum Noordknoop.) waren
wij, onze dochter en ik, onderweg gegaan vanuit Eindhoven.
Deze dag bleek, was er vervangend vervoer voor de trein tot aan Den Bosch-Centraal. Een touringcar stond klaar. Maar instappen was er voor ons niet bij,,zo zei de geïrriteerde chauffeur. Hij leek haast te hebben?! In mijn bus geen plaats voor ons, de reden was, omdat onze dochter een vouw-fiets bij had en hij deze niet mee wou nemen.Onze dochter gaf de man te kennen, al maanden lang zo te reizen en…
Mij leek deze man té gefrustreerd en zei ik tegen onze dochter de zinloze discussie te beëindigen, wij pakken de volgende bus wel.
Op Utrecht-Centraal gingen wij uit elkaar, dochterlief op de fiets naar de Academie voor Geesteswetenschappen en ik naar mijn Astrologische workshop over Saturnus.
Na afloop van onze dag hadden wij afgesproken om elkaar weer te zien
op Utrecht-Centraal bij de piano.
Na even wachten stapte ik de bus in,( lijn 2) en werd welkom geheten
door de chauffeur. Ik nam plaats op wat waarschijnlijk het praatbankje
genoemd word. Opvallend aan deze chauffeur was dat hij bewust contact
zocht met iedere passagier.Bij het uitstappen dan ook ieder individu een prettige dag verder wenste én tot ziens zei! Ik merkte op dat ik dit wel heel bijzonder vond en vroeg hem of hij altijd zo vrolijk en vriendelijk was.
Hij begon te praten en leek van geen ophouden te weten, maar bleef alert
rijden én bleef attent naar zijn passagiers die tussendoor uitstapten.
Hij zei blij te zijn met zijn baan, dit lag hem wel. Bovendien moest hij nog maar een paar jaar en zou dit met plezier blijven doen, zo zei hij.
Hij zei iets te kunnen toevoegen aan een dag, door vriendelijk te zijn.
Dan kwamen mensen ook met verhalen en was zíjn dag ook weer goed.
Jawel meneer had een Tweelingen-ZON, opmerkelijk!
Bovendien zo ging hij verder, heb ik onlangs Mindfulness gedaan en ben ik daar wijzer van geworden. Hij wou situaties luchtig benaderen en wat levensenergie toevoegen door zijn kennis mee te delen, en zei te weten dat dit mensen verbind.
Voorts ging hij door en maakte tal van grapjes..
Hij zei een behoorlijke baan te hebben; hij heeft een bestuurlijke functie, én een behoorlijk grote, en wees naar het stuur.
Ja, vervolgde hij; én ik heb de grootste private lease auto die er is,zónder bijtelling!
Van een lading had hij ook al geen last, die komt en gaat vanzelf, daar had hij enkel het om-kijken naar.
Net voor het uitstappen moest hij nog even kwijt dat hij bewust lui was en wou blijven…?
Omdat proefondervindelijk vast was komen staan dat de mens de meeste spieren, in het aangezicht gebruikt, bij een lang en uitgestreken gezicht.
Vandáár. Tot slot moest ik maar snel mijn weg vervolgen en uitkijken, opdat ik niet te veel zou missen van mijn workshop.
Zo kan het dus ook!